Om vulkracht te bepalen doet men een experiment waarbij een cilinder gevuld wordt met 30 gram donsvulling. Dit kan pure dons zijn, of een mengeling van dons en veren. Een vastgelegde drukkracht wordt dan uitgeoefend op de donsvulling, en het resultaat wordt uitgedrukt in millimeter per 30 gram. Een hoger getal staat gelijk aan betere kwaliteit want het wil zeggen dat er meer lucht gevangen zit tussen de donsvlokjes. De donsvlokjes zijn dus niet helemaal platgedrukt, ze zijn nog een beetje pluizig.

De combinatie van lucht en donsvlokjes creëert een isolatielaag die de lichaamswarmte bijhoudt. Wanneer de vulkracht een hoger getal heeft wilt dat zeggen dat de donsvlokjes meer lucht kunnen vasthouden, wat het donsdeken kwalitatiever maakt.

In hun normale staat zijn donsvlokjes pluizig, omdat ze omringd zijn door lucht waaraan ze zich kunnen vasthouden. Als de vlokjes dus nog steeds pluizig zijn in de cilinder wilt dat zeggen dat ze goed zijn in het vasthouden van lucht en ze een betere isolatielaag kunnen vormen. Een goed donsdeken draait om het vermogen van de donsvlokjes om warmte-vasthoudende luchtruimtes te creëren in het donsdeken, die de lichaamswarmte bijhouden tijdens de nacht.

Een opmerkelijk kenmerk van dons is dat de donsvlokjes weer pluizig worden wanneer de druk verwijderd wordt! Hoe hoger de kwaliteit van de donsvlokjes, hoe pluiziger zij weer zullen worden. Dit is misschien niet het belangrijkste kenmerk van dons in de donzenwereld, maar het is zeer belangrijk in de sportwereld waar dons gebruikt wordt om lichte maar warme uitrusting te maken zoals slaapzakken! 

Een donsdeken met een vulkracht van 900, gevuld met 400 gram dons zal dus net zo warm zijn als eentje met een vulkracht van 450 waarin 800 gram dons zit. Het verschil zit hem echter in the comfort, want het eerste donsdeken zal veel minder wegen en voorkomen dat je ‘s nachts zwetend wakker wordt.